Met het Pensioenakkoord is er nu iets geregeld voor de AOW, maar voor de pensioenen zijn er nog een heleboel open einden en een aantal afspraken die buitengewoon slecht kunnen uitpakken voor de zowel de gepensioneerden als de actieven. Dit betreft o.a. de volgende punten:
- Te lage dekkingsgraad
De verlaging van de rekenrente zoals voorgesteld door de commissie Dijsselblom kost ongeveer 2.5% dekkingsgraad. De afschaffing van de doorsnee premie komt overeen met 4% of 5% dekkingsgraad. In de simulaties van de pensioenfederatie is er van uitgegaan dat de compensatie voor de 45+ generatie voor minstens de helft uit het fondsvermogen wordt betaald. Er is dus op het moment van overgang een verlaging van de dekkingsgraad van tussen 5% en 7.5% te verwachten.
Op dit moment hebben de grote fondsen (PME, PMT, ABP, Z&W) een dekkingsgraad tussen de 95% en 100%. Bij de overgang naar een nieuw stelsel zijn dus direkt kortingen van 10% op de lopende pensioenen te verwachten.
Gezien de omvang van het tekort bij de verlaagde rekenrente is het een illusie te denken dat er in het nieuwe stelsel sneller geïndexeerd kan worden. - Afschaffen gedempte premie
De premie moet straks berekend worden met de risicovrije rekenrente in plaats van op verwacht rendement. In de huidige premie zit een opslag van 20% voor de solvabiliteitsbuffer. In het nieuwe systeem vervalt die opslag , maar dit levert niet genoeg op. Voor het Thalesfonds is de huidige premie op basis van verwacht rendement + solvabiliteits opslag 27.2% De kostendekkende premie op basis van de risicovrije rente is ongeveer 37%, na aftrek van de solvabiliteitsbuffer resteert een premie van 30%. Na de verlaging van de rekenrente wordt dit dus nog hoger.
De minister wil de premie fiscaal beperken tot 27%. De premie is dus niet voldoende voor de huidige pensioenopbouw. Dus niet alleen de opbouw van de ouderen wordt verlaagd door de afschaffing van de doorsnee premie, ook opbouw van de jongeren moet worden verlaagd omdat de fiscale ruimte onvoldoende is. - Meer onzekerheid
Uit simulaties van de Pensioenfederatie is gebleken dat in het nieuwe stelsel de lopende pensioenen gemiddeld één op de drie jaar worden verlaagd in plaats van verhoogd. In dit stelsel is de indexatie ook gekoppeld aan de beleggingsopbrengst en niet aan de prijsontwikkeling. Het kan dus zijn dat er in jaren met hoge inflatie niet wordt geïndexeerd en in jaren met lage inflatie wel.
In de toekomst moeten de deelnemers voorgelicht worden over het te verwachten pensioenresultaat in 3 scenario’s: een slecht weer scenario, een mediaan scenario en een goed weer scenario. Uit de simulaties van de pensioenfederatie blijkt dat er voor een starter op de arbeidsmarkt een factor 10 verschil kan zitten tussen het ongunstige en het gunstige scenario. Zoiets geeft jongeren geen enkel vertrouwen in het pensioenstelsel. - Intergenerationele risicodeling
In het pensioenakkoord wordt het beleggingsrisico niet meer gedeeld tussen de generaties. De opgebouwde rechten worden jaarlijks verhoogd/verlaagd met de beleggingsopbrengst van dat jaar. Een pensioenfonds mag de beleggingsopbrensten ook middelen over een periode van 10 jaar. Bij eerdere studies bleek iedere keer dat intergenerationele risicodeling een welvaartswinst van ongeveer 8% oplevert. In het pensioenakkoord wordt deze welvaartswinst overboord gezet. Ook zal dit er weer toe leiden dat er geluk en pech generaties ontstaan afhankelijk van de rentestand en de beursindex in het jaar dat het pensioen ingaat. - In het pensioenakkoord wordt life cycle beleggen voorgeschreven. Er mag wel collectief belegd worden, maar dan moet de beleggingsopbrengst volgens het life cycle model over de jaargangen verdeeld worden.
Heel concreet betekent dit dat het pensioenkapitaal van de gepensioneerden in staatsleningen belegd moet worden. Op dit moment is de rente op 10 jarige West Europese staatsleningen 0% Omdat dan zelfs de rekenrente van 1% tot 1.5% niet meer wordt gehaald zal dat tot gevolg hebben dat de lopende pensioenen jaarlijks worden verlaagd.
Het life cycle beleggen betekent ook dat in het zelfde jaar, afhankelijk van de leeftijd, de ene deelnemer een indexatie kan krijgen terwijl de andere wordt gekort. Dit is voor de pensioenfondsen niet uit te leggen en zal het vertrouwen in het pensioen verder ondermijnen. - De gepensioneerden hebben geen voordeel gehad van het systeem van doorsnee premie. In hun jeugd hebben ze teveel betaald, na hun 45-ste te weinig, en over hun hele leven precies genoeg. Het is daarom onredelijk dat zij moeten meebetalen aan het afschaffen van de doorsnee premie.
Nu moeten er een aantal werkgroepen aan de slag om het pensioenakkoord verder in te vullen. Aangezien de Tweede Kamer als eis heeft gesteld dat het nieuwe pensioenstelsel echt een verbetering moet zijn t.o.v. de huidige situatie, zullen deze werkgroepen er nog een aardige klus aan hebben.